TECHNISCHE LEERLIJN BVS
Bij BVS worden de jeugdspelers ingedeeld in 5 opleidingsniveaus. Hierbij baseren wij ons op de technische VVB-lijn, een vademecum voor de jeugdopleiding, samengesteld door een aantal Belgische toptrainers.
De VVB-lijn is ingedeeld in niveaus. Niveau “1” is het niveau bewegingsschool en volleybalschool en situeert zich tussen 6 en 8 jaar. Daarna volgen de niveaus 2 tem 5. Hou er rekening mee dat deze niveaus het ideaalbeeld zijn voor een perfecte opleiding met getalenteerde jongeren (= niveau provinciale selectie of zelfs hoger). Deze niveaus houden in de eerste plaats rekening met de motorische, technische en tactische vaardigheden van het kind, maar ook met de leeftijdskenmerken. Deze indeling lijkt ons noodzakelijk, daar niet elk kind op dezelfde leeftijd met de opleiding begint en het ene kind sneller evolueert naar een hoger niveau dan het andere kind. Deze technische VVB-lijn is een ideaal uitgangspunt voor het opstellen van de trainingen, en de verschillende leerinhouden per techniek moeten als uitgangspunt (= trainingsdoel) hiervoor dienen. De VVB-lijn kan ook goed gebruikt worden om “afdalingsoefeningen” en doelen te formuleren voor kinderen die trager evolueren dan gewenst, of voor kinderen die later starten, door één of twee niveau lager te gaan kijken.
We onderscheiden dus de volgende niveaus:
NIVEAU 1:
bewegingsschool / volleybalschool (voor kinderen van het eerste tot en met het derde leerjaar) = de “volleybalschool” buiten competitie, voor starters.
De trainingen voor de bewegingsschool / volleybalschool zijn zo opgevat dat de eerste 30 à 40 minuten bestaan uit algemeen motorische vaardigheden (vangen en werpen, motoriek onderste ledematen, ‘grounding’-oefeningen, viervoeten-oefeningen, tikspelletjes, stopsprongen, enz…), die uiteraard regelmatig wel raakpunten hebben met de specifieke volleybaltechnieken.
De kinderen moeten onder andere:
- Het eigen lichaam leren kennen.
- Leren reageren op visuele en auditieve signalen.
- De kennis links - rechts ontwikkelen.
- Bilateraal trainen: alle oefeningen worden zowel links als rechts uitgevoerd.
- Het leren werpen en vangen van ballen.
- Leren balcurves inschatten.
- Allerhande balvaardigheidoefeningen uitvoeren.
Met behulp van hoepels, kegels, ballen, elastieken en allerhande ander klein materieel worden deze vaardigheden ontwikkeld.
NIVEAU 2:
U 11 (vierde en vijfde leerjaar)
In deze leeftijdscategorie leren de kinderen snel motorische vaardigheden. De kinderen zijn bovendien zeer geïnteresseerd om nieuwe dingen aan te leren. Er wordt in deze fase zeer veel aandacht besteed aan het bovenhands spelen van de bal, het aanleren van de receptie, de bovenhandse opslag en de aanval vanuit stand of na sprong. Er worden oefenvormen aangeboden waarbij het kind rekening moet houden met meerdere elementen: twee ballen, bal en hoepel, verschillende soorten signalen en ga zo maar door. Verplaatsingen en voetenwerk krijgen in deze fase bijzondere aandacht. De aangeboden oefenstof bestaat zoal uit:
- Baljonglage-oefeningen,
- coördinatieoefeningen onderste ledematen in fietsbanden, over touwen, enz.…
- Via werpen en vangen, over botsten en controlepas tot bovenhandse toets en set-up voorwaarts en achterwaarts.
- De bal spelen onder verschillende hoeken
- Verplaatsen met links en rechts indraaien
- Aanleren van verschillende werpbewegingen
- De onderhandse opslag / bovenhandse opslag vertrekkende met oefeningen om correct te leren werpen (met tennisballen en andere projectielen)
- Bij de allervaardigste kinderen kan zelfs gestart worden met een jump-float opslag !
- Leren voorwaarts, zijwaarts en achterwaarts rollen
Het uitgangspunt van elke training moet (naast de leerdoelen) voor dit niveau zeker altijd een maximum aan balcontacten en beweging zijn. We proberen de kinderen van jongs af aan ook een goede trainingsattitude aan te kweken : bv. lopen i.p.v. stappen achter een weggerolde bal, verzamelen bij de trainer na signaal binnen de 15 tellen.
Het ideale eindpunt van dit niveau is dat de kinderen 2 tegen 2 achter elkaar beheersen, met derde contact evt. in sprong (toets of aanval), en met het 2de en 3de contact in de 3-meter zone, zoals de hoogste vorm (2B, spelvorm 4) van de Demo-tornooien.
NIVEAU 3:
U 13 (zesde leerjaar en eerste middelbaar) : het aanleren van de 6 volleybaltechnieken
In deze fase van de opleiding maken de kinderen kennis met de zes basisonderdelen van het volleybal: opslag, receptie, set-up, aanval, blok en verdediging. Wij hanteren hier steeds het "voor - tijdens - na"-principe. Dit wil zeggen dat niet enkel de actie op zich (het spelen van de bal) belangrijk is, maar ook aan de voorafgaande beweging (de verplaatsing naar de bal) en de beweging die volgt op de actie (de verdediging, of de dekking) wordt de nodige aandacht besteed. Dit "voor - tijdens - na"-principe was het thema van het zomerkamp 2008. Zie bijlage voor meer details en aanbevelingen !
een juiste techniek is zeer belangrijk. Er wordt dan ook veel aandacht besteed aan de juiste houding / beweging van het ganse lichaam, met nadruk op alle mogelijke details. Wat in deze fase verkeerd aangeleerd wordt zal later immers moeilijk nog gecorrigeerd kunnen worden !
Een greep uit de oefenstof:
- Overgang van bovenhandse pas naar set-up, met aandacht voor precisie na voorwaartse, zijwaartse en ingedraaide verplaatsing.
- Aanval vooral de 3 laatste passen en slagbeweging met polsslag.
- Statisch blok voor ballen die juist over het net komen, en blok (1) tegenover aanval. Nadruk op vormspanning voorkant lichaam, o.a. oefeningen met gestrekte benen en steun vnl. op schouders en handen.
- Verwerken van meer specifieke signalen.
- Indraaien naar positie 2 en positie 4.
- Van 2-met-2 en 2-tegen-2 naar 4-met-4 en 4-tegen-4 in spelvormen.
- Receptie in splithouding, maar ook initiatie van het spelen van ballen naast het lichaam : kantelen van de schouders en “sturen” richting terrein.
NIVEAU 4:
U15 (tweede tot derde middelbaar)
Verfijning en uitbreiding van de verschillende technieken
De basisonderdelen waarmee de kinderen in het vorige niveau kennis maakten worden verder uitgediept in deze fase. “Aanval over net” wordt bv. verfijnd naar lijnaanval, diagonale aanval, korte technische aanval juist achter het blok, tip met één hand, enz…
Vanaf nu spelen we – in de competitie - voor het eerst zes tegen zes op een terrein van negen bij negen. Er wordt zeker niet altijd getraind in zestallen. Hoegenaamd niet zelfs : de meeste vaardigheden en situaties die zich voor doen bij zes-tegen-zes kan je trainen in drietallen/viertallen.
Belangrijk daarbij is trouw te blijven aan het principe : de spelers moeten zoveel mogelijk balcontacten hebben, en zoveel mogelijk in beweging zijn (zie hiervoor bijlage : praktische tips / aanbevelingen bij het opstellen van een training).
We leren twee belangrijke begrippen: complex1: receptie - aanval en complex 2: blok - verdediging - tegenaanval. In dit niveau worden ook de 3 tijden (1ste tijd / 2de tijd / 3de tijd) in de aanvalsopbouw geïntroduceerd, en de implicaties daarvan op het vlak van blokvorming en posities in verdediging
Wat opslag betreft wordt er naar gestreefd dat de spelers / speelsters 2 types opslag (uit float, jump-float, topspin uit stand, jump-service met topspin) beheersen naargelang hun fysieke en technische mogelijkheden.
Meer specifiek wordt er getraind op:
- Set-up over een grotere afstand, zowel voorwaarts als achterwaarts
- Veel trainen op receptie met gemakkelijke opslagen en dit om zowel de balbaan als de verplaatsingstechnieken te trainen.
- Ontwikkelen van de slagrichting / polsslag waarbij kracht komt na precisie.
- Langere blokverplaatsingen (duw- , cross- en loopverplaatsingen).
- Verschillende verplaatsingstechnieken zowel in verdediging als in blok.
- Penetratie van op positie één.
- Lage verdedigingshouding en verplaatsingen (1e, 2e, 3e tijd) in verdediging.
- Verdedigen van de aanval zowel in de straat, in de diagonaal, als tipballen.
NIVEAU 5:
U17 (vierde en vijfde middelbaar)
de vervolmaking van de verschillende technieken.
Geleidelijk aan evolueert de opleiding naar een kennismaking met de verschillende functies binnen het volleybalspel : hoekspeler, middenspeler, libero, spelverdeler.
De bedoeling blijft hier evenwel om alle spelers te vormen in alle functies en niet nu al een echte specialisatie door te voeren, tenzij ofwel door lengtepredictie, ofwel door de morfologie van de kinderen en/of ouders duidelijk is dat bepaalde functies toch uitgesloten zijn.
Wat de opleiding van de spelverdeler betreft geldt, uitgaande van het basisprincipe ‘iedereen leert alles’ de volgende progressie :
- Penetratie van op pos. 1
- Penetratie van op pos. 6
- Penetratie van op pos. 5
- 2 spelverdelers spelen 4 / 2 aan de pas (elke set / match andere spelers)
- gelijkaardige opbouw voor 1 spelverdeler 5 / 1
- tegelijkertijd met de ontwikkeling van de spelverdeler die in zes rotaties pas geeft begint de ontwikkeling van de 3-meter aanvaller (“opposite”-pos 1). Hierbij wordt dezelfde logica gehanteerd als voor de spelverdeler.
De boodschap achter dit als: spelers van 15 - 16 jaar worden opgeleid in verschillende functies:
- Op basis van hun individueel-technisch niveau op dat moment.
- Los van hun fysieke eigenschappen van dat moment.
- Zonder hen blijvend en uitsluitend te specialiseren in een bepaalde functie.
- Er zorg voor dragend dat elke speler in alle volleybalonderdelen getraind wordt. Met andere woorden: wanneer een speler in een bepaalde periode gevormd wordt als spelverdeler, dan blijft hij toch receptie nemen, aanvallen, blokken, ...
Bijgevolg zou je kunnen stellen dat een speler van 16 - 17 jaar een doorgedreven opleiding gekregen heeft in alle spelonderdelen en in elke functie die het volleybalspel biedt.
De laatste fase in de opleiding bestaat uit de kennismaking met de strategische vorming. De spelers leren functioneren in verschillende receptieopstellingen, in verschillende blok- en verdedigingssystemen, vanuit wisselende functies. Op dit moment moet de speler zich perfect in eender welke volwassenenploeg kunnen inpassen zonder al te veel aanpassingsproblemen.
Spelers / speelsters die veel talent hebben en snel evolueren, kunnen zelfs op iets jongere leeftijd dan beschreven de respectievelijke niveaus aanvatten. De evolutie de laatste jaren binnen de club is dat van onderuit (niveau 1 en 2), maar ook de hogere niveaus (3 en 4), de meerderheid van de groepen 4 tot zelfs 5 volleybalactiviteiten per week doen, nl. ofwel een optionele derde training volgen, ofwel “dubbelen” (= tweede wedstrijd spelen in het WE), of zelfs beiden.
Bij BVS worden de jeugdspelers ingedeeld in 5 opleidingsniveaus. Hierbij baseren wij ons op de technische VVB-lijn, een vademecum voor de jeugdopleiding, samengesteld door een aantal Belgische toptrainers.
De VVB-lijn is ingedeeld in niveaus. Niveau “1” is het niveau bewegingsschool en volleybalschool en situeert zich tussen 6 en 8 jaar. Daarna volgen de niveaus 2 tem 5. Hou er rekening mee dat deze niveaus het ideaalbeeld zijn voor een perfecte opleiding met getalenteerde jongeren (= niveau provinciale selectie of zelfs hoger). Deze niveaus houden in de eerste plaats rekening met de motorische, technische en tactische vaardigheden van het kind, maar ook met de leeftijdskenmerken. Deze indeling lijkt ons noodzakelijk, daar niet elk kind op dezelfde leeftijd met de opleiding begint en het ene kind sneller evolueert naar een hoger niveau dan het andere kind. Deze technische VVB-lijn is een ideaal uitgangspunt voor het opstellen van de trainingen, en de verschillende leerinhouden per techniek moeten als uitgangspunt (= trainingsdoel) hiervoor dienen. De VVB-lijn kan ook goed gebruikt worden om “afdalingsoefeningen” en doelen te formuleren voor kinderen die trager evolueren dan gewenst, of voor kinderen die later starten, door één of twee niveau lager te gaan kijken.
We onderscheiden dus de volgende niveaus:
NIVEAU 1:
bewegingsschool / volleybalschool (voor kinderen van het eerste tot en met het derde leerjaar) = de “volleybalschool” buiten competitie, voor starters.
De trainingen voor de bewegingsschool / volleybalschool zijn zo opgevat dat de eerste 30 à 40 minuten bestaan uit algemeen motorische vaardigheden (vangen en werpen, motoriek onderste ledematen, ‘grounding’-oefeningen, viervoeten-oefeningen, tikspelletjes, stopsprongen, enz…), die uiteraard regelmatig wel raakpunten hebben met de specifieke volleybaltechnieken.
De kinderen moeten onder andere:
- Het eigen lichaam leren kennen.
- Leren reageren op visuele en auditieve signalen.
- De kennis links - rechts ontwikkelen.
- Bilateraal trainen: alle oefeningen worden zowel links als rechts uitgevoerd.
- Het leren werpen en vangen van ballen.
- Leren balcurves inschatten.
- Allerhande balvaardigheidoefeningen uitvoeren.
Met behulp van hoepels, kegels, ballen, elastieken en allerhande ander klein materieel worden deze vaardigheden ontwikkeld.
NIVEAU 2:
U 11 (vierde en vijfde leerjaar)
In deze leeftijdscategorie leren de kinderen snel motorische vaardigheden. De kinderen zijn bovendien zeer geïnteresseerd om nieuwe dingen aan te leren. Er wordt in deze fase zeer veel aandacht besteed aan het bovenhands spelen van de bal, het aanleren van de receptie, de bovenhandse opslag en de aanval vanuit stand of na sprong. Er worden oefenvormen aangeboden waarbij het kind rekening moet houden met meerdere elementen: twee ballen, bal en hoepel, verschillende soorten signalen en ga zo maar door. Verplaatsingen en voetenwerk krijgen in deze fase bijzondere aandacht. De aangeboden oefenstof bestaat zoal uit:
- Baljonglage-oefeningen,
- coördinatieoefeningen onderste ledematen in fietsbanden, over touwen, enz.…
- Via werpen en vangen, over botsten en controlepas tot bovenhandse toets en set-up voorwaarts en achterwaarts.
- De bal spelen onder verschillende hoeken
- Verplaatsen met links en rechts indraaien
- Aanleren van verschillende werpbewegingen
- De onderhandse opslag / bovenhandse opslag vertrekkende met oefeningen om correct te leren werpen (met tennisballen en andere projectielen)
- Bij de allervaardigste kinderen kan zelfs gestart worden met een jump-float opslag !
- Leren voorwaarts, zijwaarts en achterwaarts rollen
Het uitgangspunt van elke training moet (naast de leerdoelen) voor dit niveau zeker altijd een maximum aan balcontacten en beweging zijn. We proberen de kinderen van jongs af aan ook een goede trainingsattitude aan te kweken : bv. lopen i.p.v. stappen achter een weggerolde bal, verzamelen bij de trainer na signaal binnen de 15 tellen.
Het ideale eindpunt van dit niveau is dat de kinderen 2 tegen 2 achter elkaar beheersen, met derde contact evt. in sprong (toets of aanval), en met het 2de en 3de contact in de 3-meter zone, zoals de hoogste vorm (2B, spelvorm 4) van de Demo-tornooien.
NIVEAU 3:
U 13 (zesde leerjaar en eerste middelbaar) : het aanleren van de 6 volleybaltechnieken
In deze fase van de opleiding maken de kinderen kennis met de zes basisonderdelen van het volleybal: opslag, receptie, set-up, aanval, blok en verdediging. Wij hanteren hier steeds het "voor - tijdens - na"-principe. Dit wil zeggen dat niet enkel de actie op zich (het spelen van de bal) belangrijk is, maar ook aan de voorafgaande beweging (de verplaatsing naar de bal) en de beweging die volgt op de actie (de verdediging, of de dekking) wordt de nodige aandacht besteed. Dit "voor - tijdens - na"-principe was het thema van het zomerkamp 2008. Zie bijlage voor meer details en aanbevelingen !
een juiste techniek is zeer belangrijk. Er wordt dan ook veel aandacht besteed aan de juiste houding / beweging van het ganse lichaam, met nadruk op alle mogelijke details. Wat in deze fase verkeerd aangeleerd wordt zal later immers moeilijk nog gecorrigeerd kunnen worden !
Een greep uit de oefenstof:
- Overgang van bovenhandse pas naar set-up, met aandacht voor precisie na voorwaartse, zijwaartse en ingedraaide verplaatsing.
- Aanval vooral de 3 laatste passen en slagbeweging met polsslag.
- Statisch blok voor ballen die juist over het net komen, en blok (1) tegenover aanval. Nadruk op vormspanning voorkant lichaam, o.a. oefeningen met gestrekte benen en steun vnl. op schouders en handen.
- Verwerken van meer specifieke signalen.
- Indraaien naar positie 2 en positie 4.
- Van 2-met-2 en 2-tegen-2 naar 4-met-4 en 4-tegen-4 in spelvormen.
- Receptie in splithouding, maar ook initiatie van het spelen van ballen naast het lichaam : kantelen van de schouders en “sturen” richting terrein.
NIVEAU 4:
U15 (tweede tot derde middelbaar)
Verfijning en uitbreiding van de verschillende technieken
De basisonderdelen waarmee de kinderen in het vorige niveau kennis maakten worden verder uitgediept in deze fase. “Aanval over net” wordt bv. verfijnd naar lijnaanval, diagonale aanval, korte technische aanval juist achter het blok, tip met één hand, enz…
Vanaf nu spelen we – in de competitie - voor het eerst zes tegen zes op een terrein van negen bij negen. Er wordt zeker niet altijd getraind in zestallen. Hoegenaamd niet zelfs : de meeste vaardigheden en situaties die zich voor doen bij zes-tegen-zes kan je trainen in drietallen/viertallen.
Belangrijk daarbij is trouw te blijven aan het principe : de spelers moeten zoveel mogelijk balcontacten hebben, en zoveel mogelijk in beweging zijn (zie hiervoor bijlage : praktische tips / aanbevelingen bij het opstellen van een training).
We leren twee belangrijke begrippen: complex1: receptie - aanval en complex 2: blok - verdediging - tegenaanval. In dit niveau worden ook de 3 tijden (1ste tijd / 2de tijd / 3de tijd) in de aanvalsopbouw geïntroduceerd, en de implicaties daarvan op het vlak van blokvorming en posities in verdediging
Wat opslag betreft wordt er naar gestreefd dat de spelers / speelsters 2 types opslag (uit float, jump-float, topspin uit stand, jump-service met topspin) beheersen naargelang hun fysieke en technische mogelijkheden.
Meer specifiek wordt er getraind op:
- Set-up over een grotere afstand, zowel voorwaarts als achterwaarts
- Veel trainen op receptie met gemakkelijke opslagen en dit om zowel de balbaan als de verplaatsingstechnieken te trainen.
- Ontwikkelen van de slagrichting / polsslag waarbij kracht komt na precisie.
- Langere blokverplaatsingen (duw- , cross- en loopverplaatsingen).
- Verschillende verplaatsingstechnieken zowel in verdediging als in blok.
- Penetratie van op positie één.
- Lage verdedigingshouding en verplaatsingen (1e, 2e, 3e tijd) in verdediging.
- Verdedigen van de aanval zowel in de straat, in de diagonaal, als tipballen.
NIVEAU 5:
U17 (vierde en vijfde middelbaar)
de vervolmaking van de verschillende technieken.
Geleidelijk aan evolueert de opleiding naar een kennismaking met de verschillende functies binnen het volleybalspel : hoekspeler, middenspeler, libero, spelverdeler.
De bedoeling blijft hier evenwel om alle spelers te vormen in alle functies en niet nu al een echte specialisatie door te voeren, tenzij ofwel door lengtepredictie, ofwel door de morfologie van de kinderen en/of ouders duidelijk is dat bepaalde functies toch uitgesloten zijn.
Wat de opleiding van de spelverdeler betreft geldt, uitgaande van het basisprincipe ‘iedereen leert alles’ de volgende progressie :
- Penetratie van op pos. 1
- Penetratie van op pos. 6
- Penetratie van op pos. 5
- 2 spelverdelers spelen 4 / 2 aan de pas (elke set / match andere spelers)
- gelijkaardige opbouw voor 1 spelverdeler 5 / 1
- tegelijkertijd met de ontwikkeling van de spelverdeler die in zes rotaties pas geeft begint de ontwikkeling van de 3-meter aanvaller (“opposite”-pos 1). Hierbij wordt dezelfde logica gehanteerd als voor de spelverdeler.
De boodschap achter dit als: spelers van 15 - 16 jaar worden opgeleid in verschillende functies:
- Op basis van hun individueel-technisch niveau op dat moment.
- Los van hun fysieke eigenschappen van dat moment.
- Zonder hen blijvend en uitsluitend te specialiseren in een bepaalde functie.
- Er zorg voor dragend dat elke speler in alle volleybalonderdelen getraind wordt. Met andere woorden: wanneer een speler in een bepaalde periode gevormd wordt als spelverdeler, dan blijft hij toch receptie nemen, aanvallen, blokken, ...
Bijgevolg zou je kunnen stellen dat een speler van 16 - 17 jaar een doorgedreven opleiding gekregen heeft in alle spelonderdelen en in elke functie die het volleybalspel biedt.
De laatste fase in de opleiding bestaat uit de kennismaking met de strategische vorming. De spelers leren functioneren in verschillende receptieopstellingen, in verschillende blok- en verdedigingssystemen, vanuit wisselende functies. Op dit moment moet de speler zich perfect in eender welke volwassenenploeg kunnen inpassen zonder al te veel aanpassingsproblemen.
Spelers / speelsters die veel talent hebben en snel evolueren, kunnen zelfs op iets jongere leeftijd dan beschreven de respectievelijke niveaus aanvatten. De evolutie de laatste jaren binnen de club is dat van onderuit (niveau 1 en 2), maar ook de hogere niveaus (3 en 4), de meerderheid van de groepen 4 tot zelfs 5 volleybalactiviteiten per week doen, nl. ofwel een optionele derde training volgen, ofwel “dubbelen” (= tweede wedstrijd spelen in het WE), of zelfs beiden.